"Catch of Time"
Fotografische interpretaties van Nederlandse poëzie: een portretserie
Fotografie is een universele taal en zegt vaak meer dan woorden. Het is een vorm van communicatie die iedereen, ongeacht de taal, kan begrijpen met de unieke kracht om de essentie van een cultuur te vangen en uit te drukken zonder dat er verdere uitleg nodig is.
Tussen 2010 en 2013 ben ik een fotografische samenwerking aangegaan met 19 Nederlandse en Belgische dichters, waarbij ik de wisselwerking tussen het geschreven woord en beeldtaal heb onderzocht. Als niet-Nederlandstalige was het mijn doel om Nederlandse/Belgische poëzie visueel te interpreteren. De uitdaging was: kon ik de essentie van een gedicht vastleggen in een portret, zonder de taal te kennen?
Nu, meer dan tien jaar later, herzie ik dit idee met een nieuwe serie getiteld “Catch of Time”. Dit project brengt enkele van dezelfde dichters uit de originele serie terug, samen met een paar nieuwe gezichten, om te reflecteren op het verstrijken van de tijd. Hoe zijn hun levens de afgelopen 10 jaar veranderd?
Ik heb elk van deze 19 dichters uitgenodigd om een gedicht te schrijven waarin ze reflecteren op hun ervaringen van het afgelopen decennium. Van deze nieuwe werken heb ik conceptuele portretten gemaakt die visueel interpreteren wat zij in woorden hebben uitgedrukt. Ik hoop dat men geboeid raakt door de portretten en de gedichten en mijn beelden leesbaar zijn.
Deze serie is mogelijk gemaakt met de steun van de Gemeente Hengelo, SchouwArt, de betrokken dichters en mijn ongelooflijke netwerk van familie, vrienden en fotografiecollega’s. Ik ben hen enorm dankbaar voor hun steun, om deze visie tot leven te brengen.
"Catch of Time" - EN
Photography is a universal language and often says more than words. It is a form of communication that everyone, regardless of language, can understand. It has a unique power to capture and express the essence of a culture without the need for further explanation.
Between 2010 and 2013 I stayed a photographic collaboration with 19 Dutch and Belgian poets, exploring the interplay between the written word and imagery. As a non-Dutch speaker, my goal was to visually interpret the poetry. The challenge was: could I capture the essence of poetry in a portrait without knowing the language.?
Now, more than ten decades later, I am revisiting this idea with a new series called “Catch of Time”. This project brings back some of the same poets from the original series, along with a few new faces, to reflect on the passage of time. How have their lives changed over the past 10 years?
I invited each of these 19 poets to write a poem reflecting on their experiences of the past decade. From these new poems, I have created conceptual portraits that visually interpret what the poets have expressed in words. I hope that the viewer becomes captivated by the portraits and the poems, and that my images are readable.
This series is made possible with the support of the city of Hengelo, SchouwArt, Hanneke van Eijken, the poets involved and my incredible netwrok of family, friends and my photography colleagues. I am extremely grateful to them for their support, to help bring this vision to life.
Photography is a universal language and often says more than words. It is a form of communication that everyone, regardless of language, can understand. It has a unique power to capture and express the essence of a culture without the need for further explanation.
Between 2010 and 2013 I stayed a photographic collaboration with 19 Dutch and Belgian poets, exploring the interplay between the written word and imagery. As a non-Dutch speaker, my goal was to visually interpret the poetry. The challenge was: could I capture the essence of poetry in a portrait without knowing the language.?
Now, more than ten decades later, I am revisiting this idea with a new series called “Catch of Time”. This project brings back some of the same poets from the original series, along with a few new faces, to reflect on the passage of time. How have their lives changed over the past 10 years?
I invited each of these 19 poets to write a poem reflecting on their experiences of the past decade. From these new poems, I have created conceptual portraits that visually interpret what the poets have expressed in words. I hope that the viewer becomes captivated by the portraits and the poems, and that my images are readable.
This series is made possible with the support of the city of Hengelo, SchouwArt, Hanneke van Eijken, the poets involved and my incredible network of family, friends and my photography colleagues. I am extremely grateful to them for their support, to help bring this vision to life.
Artist Intro
The Poets
Wensbrief
In de diepte van dagen
wist ik een kom van mijn handen te maken
voor regen, eerste sneeuw
op mijn tong vangen, longen vol januari-zucht
de tijd vouwde zich langzaam
uit als varens
nu tel ik de sproeten die spreeuwensporen vormen
op mijn rug, moedervlekken
de vrouwen die achter me staan
die de dagen vouwen, het water
dragen naar het huis
het vuur in beweging houden
voor me uit de fijnste voeten die ik ken
zacht zetten van zolen, vastberaden
en ik buig, leg een hand op de aarde
Mijn waarde,
mijn waarde waart in de waarde
waardoor mijn waarde de waarde is
in de waarde van het waren
de waarden van de waren
waarin de waarde is
waardoor de waarde waar wordt
hoe de waarde waart in de waarde
waart het nu van de aarde
waar de waard met de waarde is
dat de waarde waar is
zo is de waarde van de aarde
waar het doorheen waarden is
naar de aarde toe
bewaard het waarderen
aardt de waarde
in het bewaren van de waarde
de aard van het ware
de waarde van waar het is
daar is de waarde van de waarde
waardoor de waarde waar is
bewaard de waarde het ware
waarom het waarderen zit
waardoor de waarde waardeert
waart hier om het ware
waaruit waar de waarde is
los van voorwaarden
het ware van de waarde
zit in de waarde van de
en waar het einde is
van de waarde
waar het waarderen is
van de waarde van het waarden
in de uiterwaarden van het waar
de waarde eindigt in de.
Monument voor het gestorven nu
Ik wil best eeuwig leven
als het zonlicht in de avond zinkend
door weegbree het groene leven zichtbaar maakt.
Op dat moment
een massief monument voor het nu creëren,
een gigantische kubus van steen.
Desnoods een paar seconden het warrelend kolken
van een grote loofboom in de wind
eindeloos op repeat
ergens in een stil museum.
Stop de tijd.
Schaatsen over een zwart bevroren zee
met een witte bliksem die vanaf je voet
de vlakte splijt.
Of enkel je gezicht in de spiegel
op een foto van vijftien jaar geleden
met een vlekje zonlicht in een hoekje van je iris.
Daar was jij.
Maar als ik toch doodga
zal ik, als ik niet verdamp in de bladdunne ruimte
tussen twee gedachten,
mijn leven overzien als een vallei.
De jaren op een rij,
een plechtige processie
van negentig, honderd maal mij.
Bekijk alvast de middelste tien:
ik trouwde met een gordeldier erbij,
kocht een kerk in Zweden,
ging op reis in een vrouw
en kwam in vreemde landen thuis.
Nam afscheid van een vriend, een boek, een baan.
In plaats van jong te sterven
begon ik na te denken over ouder worden.
En daarna werd ik ouder.
En nu ben ik – wie ben ik?
Ik raak ooit nog wel gewend
aan het verstrijken van de tijd.
Maar als ik in het zadel van een bliksem
straks de dood in rijd,
wil ik dat Tika de tovenaarsdochter in haar handen klapt:
nog één volmaakt bewegingloos moment.
Fotosynthese
wat droomde je daar in dat tunnelhuis?
je wachtte op een teken
een sleepspoor, een verre klop
vanuit een boom, een ander universum
zonder toekomst of verleden
reeg een snoer van de druppels
die je op een ochtend vond in vrouwenmantelblad
en die de nerven zilver kleurden
je verlangde te ontwaken uit de narcose
meer zintuigen te hebben
dan twee ogen
en naar alles wat wakker wordt
in het donker, voorbij de lianen
die je als dreadlocks langszij
had geschoven
zand had je nodig en varens
om weer schoon te worden
O te gaan waar de spookdieren wonen!
en je wist niet waarom je volgde maar je volgde
de onbekende poten, nageltjes
in harde bast
Tweede persoon
Kan je wel vanuit je comfortabele heden
tegen een jongen, net twintig, die iets
probeert? Hij probeert tenminste iets.
Dat is niet helemaal eerlijk, ook jij
hangt van proberen aan elkaar. Hebt
ook een la met mislukte gedichten.
Intussen heb je een pak aangetrokken,
bekrast en morsig maar comfortabel,
rebrandde jezelf als beschadigd.
Er stapt een vrouw in de bus met
een hartjesbril en buitenissige kleren.
Kan je niet normaal doen, blijk je
te denken. Ben je dat geworden?
Bang voor iets anders, hersenloos
meejankend met de horden?
Brief aan R.
wij hadden alles te wachten
wij hadden niets meer te wachten
je haat me omdat jouw vrouw mij boven jou verkiest
weet dat de inzet nooit was om jou te kwetsen
de liefde kent nu eenmaal meer verliezers
volgens mij zijn wij door de tijd
misschien niet gebroken
maar toch op z’n minst geknakte mannen
de afgelopen tien jaar heeft zo zijn sporen nagelaten
in mijn hoofd en op mijn lijf
om een korte verre van uitputtende opsomming te geven
twee gebroken ribben drie gaatjes verse littekens op neus en lippen
de dood van mijn beste vriend een voorspelbare scheiding
de voortdurend terugkerende reisangst
en steeds weer het stoppen met drinken en het herbeginnen
ik zag de levenslust van mijn kinderen groeien als een krankzinnige hysterisch
tierend naakt en woest brandend stond ik aan de zijlijn
maar het enige dat telt zijn mijn kinderen
die nog steeds niet graag in mijn te kleine huurwoning komen
jouw vrouw is vaak de enige die me op de been houdt
maar ik hoef je uiteraard niets te vertellen over haar talenten
wat ik eigenlijk maar wil zeggen
ik wens je het geluk van een nieuwe vrouw toe
maar maak een beetje haast in ieder geval voor ik mijn interesse
in deze vrouw verlies en ook ik toe ben aan een nieuwe uitdaging
Er gaan verhalen
dat we dachten voor altijd één te zijn, muurvast
vertrouwend op het blok dat we vormden
tot plots een ondergronds rommelen klonk
een klap, iets brak, sindsdien zijn we op pad
er gaan verhalen dat we langzaam leefden, zo loom
dat rondom alles stormde, we zagen hoe bomen
zich hees en hortend zingend uit de aarde wrongen
overal was alles haast en wij zo traag
dat we niet merkten dat diep in ons
het scheuren was begonnen
er gaan verhalen dat we nu eens groots
dan weer behoedzaam leefden, als damschijven
altijd naar voren bewegend
dat we eigenlijk kevers waren die zich bij dreiging
als stenen voordeden, de vleugels onder hun pantser
vergaten om zo voor altijd stenen te blijven
ze zeggen dat we barstten
van verlangen om iets achter te laten, iets
dat ons zou overleven
het begin van een bergpad misschien
een gele plek in het gras, een kuil
van waaruit je de hemel kunt zien, kringen
in een vijver
tijd
toen ik 11 was zag ik voor me
hoe ik veertig jaar later
de straat in zou rijden waar ik nu op uitkeek
hoe ik vanachter het stuur van mijn auto
naar het raam van mijn slaapkamer zou kijken
het raam waar ik nu vóór stond
tegenwoordig en toekomend
trokken als troepen samen op
(tijd is een gift,
tijd is een strop)
ik heb zoveel gezien
voor ik het zag
ik werd zoveel meer
dan de bedoeling was
Zo wordt je ouder
dag om dag
een dagje dichter bij dood
het lachen je allang vergaan
je schoenen vol met lood
het wringt, het dringt zich
langzaam aan je op …
het kind nog dwalend in je hoofd
het kind van jeugd en tijd beroofd
het kind dat een refreintje zingt …
dit is je laatste stukje brood
dit is wellicht de schraalste wijn
dit is je afgedragen kop
dit is het laten langs de lijn …
dit is het zijn dat steeds iets meer
en onafwendbaar stopt
Een pijndoder slaapt nooit
In mijn nek woont de harnasman. Zie je de speer in zijn hand
die mijn kop doorklieft? Als ik stil blijf liggen raakt hij mijn ogen niet.
Pijn is de wereld tot het weg is.
Ik ben een rammelprinses met een bom in haar hoofd, de grootste pijndoder ooit (wat best knap is, want pijn draagt een camouflagepak en verzaakt nooit)
Op zijden kousjes over een schervenpad lopen. Stampend verlangen wegdenken. Beukend water achter de dijk en altijd wakker, alert, zoals de zwaluw met zijn wakend oog in mijn huid gezet.
Ssssht. Stil nou. Geen slapende dieren wakker maken. Geen kruimels strooien, niet bewegen, niemand aankijken, ogen naar de grond.
Zoveel werelden waarover ik kan struikelen, er is geen houden aan. Achter elk gevaar een nieuwe. Zelfs de verbeelding houdt zich verstopt.
Langzaam laat ik los.
Ankers hemelwaarts
Ik ruil mijn stem voor observaties.
Herwaardeer een lichaam.
Herschik mijn taal.
Het zal stil zijn rond mijn ik.
Zeg niets dat nog huivert,
verstikkend werkt.
Angst aanjaagt.
Ik zeg gedag.
Tegen de familielijn en dode vriend zeg ik
taal klonk jullie in
in verzen.
Alle vormen afgegraven.
Alle ploegsporen gevuld.
Heb ik aan mijn woord voldaan.
Ben ik voldaan, mijn woord.
Ik lag lang genoeg bloot.
Ik werp mijn ankers hemelwaarts
Zachter nu
Hamers, beitels, zagen.
Gif en tegengif.
Schaduw.
Herhaaldelijk af
droop ziekte,
zwervend leger,
liet gebrandschat land achter, puin,
ruïnes en beschadigingen
die pas later zichtbaar werden.
Ik ben zachter nu,
een beetje beurs.
Er staan steeds tranen in mijn ogen.
Ik kan niet meer
op me rekenen en alles is goed,
zo staat geschreven,
of komt goed.
LEVENSCYCLUS
(an excerpt)
*
I wanted to write my way back to health
because the procedure lasted 30 minutes
but I was still bleeding months after
I bled all over the city I lived in and would live in
There’s nothing about this that is metaphorical
I bled as I walked home, down the long street
that would become a promenade, past the abstract
sculptures and investment fund offices
I bled as I emailed my colleague to tell her
I was sorry to miss the day’s meeting
I bled as I considered whether I could make
the meeting after all, all I had to do was sit there
and pretend I wasn’t bleeding
I bled the next day while hosting the scholar
from New York, I bled while he talked about poetry
and Dutch landscape paintings
I bled shopping for groceries on the street named
for nightingales, I bled biking through a park
named after a queen, I bled taking my children
to hockey practice at a club that called itself
a small Indonesian village, I bled drinking wine
at a café that called itself a courthouse, I bled
having dinner at a restaurant with an imperial
Japanese name, I bled buying a bike in a complex
where everything had to have an “in” in its name
I bled in multiple bookstores, I bled while making
photocopies, I was still bleeding when I won
a research grant, I still bled when my son
got into the high school he wanted, the one
behind the hospital where he was born 12 years
earlier, I bled while we both celebrated, I bled while
grading essays, I bled while strolling past tables
of beer and unwanted junk from household
cupboards all in the name of the king’s birthday
I bled on Zoom, Teams, Webex and Skype, I bled
while giving readings of poems on losing and ending
pregnancies, and I was still bleeding while describing
these poems as if they held long-ago memories
It was the movie set version of a memory
It had to be a memory because I had to know
already I would never regret it, I knew already
I would never regret it, in my darkest moments
I would rather bleed forever than force another
child into this world just to witness it burn down
It had to be a memory because I had to know
no one thought I had reason for regret
I knew already I had no reason for regret
I bled as I read about the surrogate mothers
in Ukraine who had to be pregnant and give
birth amidst war, unable to deliver the babies
to the parents waiting in the U.S. and China
I bled as I read the Supreme Court opinion
overturning what I had learned as long-past
history, I bled as I read opinion after opinion
even by those who lived and would live only
in the Netherlands, they were right it could
happen anywhere, I was still bleeding when
I stopped breathing in the Rotterdam station
on the way to Oxford to read poems on lost
and ended pregnancies, I was still bleeding when
I stopped breathing, but still I would rather
bleed forever, I knew I had no reason for regret
I bled as I stood in a seminar room built into
an old military complex, teaching Whitman’s poem
“I hear America singing,” I bled as I read the lines
about the “delicious singing of the mother,
or of the young wife at work,
or of the girl sewing or washing,
/ Each singing what belongs to him or her
and to none else,” and talked to the students
about reproductive labor, I felt my own uterus
expanding and contracting like Whitman’s verse
and thought, even if it all falls out of me now
and here, I have to get to the end of this class
During the break I went to the toilet and wiped
the blood off my thighs with disintegrating paper
and tied my sweater around my waist, I went
to the nearest supermarket and bought more maxi
pads and packages of cookies, I told my students
I was sorry I took a longer break than usual but I
wanted to get them a treat, I knew already
I needed to write my way back to health
I bled all over the city I lived in and would live in
but I thought the fact that I bled could be kept
clenched in my head, I wrapped myself in another
reality where no regret means no reason to wonder
My body, my choice, my own private problem
a piece of property in the center of the city
There was nothing about this that was metaphorical
*
AANSTONDS
‘Tien jaren! – tien seconden of tien eeuwigheden –
Zijn neergesabeld in het nevelzwart verleden’
Lodewijk Mulder (1854)
Toen hij terugkeek op wat hij de laatste tien jaar gedaan had viel hem op dat hij wat hem het meest intens had bezig gehouden voor het grootste deel vergeten was zonder dat het had nagelaten hem te vormen tot wie hij opnieuw bleek te zijn gebleven.
Vriend schrijf ik gelegen of leg je mijn inbreuk terzijde?
Nee – welkom is iedere oproep die opener wrikt.
Wat ben je gaan doen toen er klaarder zicht kwam op aanstonds?
Ik ben geen nieuw leven begonnen. Heb mij verdiept.
In welk van de vijf elementen dacht je die diepte te vinden?
Ik dook naar bodems van plassen en blauwe bassins.
Is water de enige stof die strammere leden mag strelen?
Dieper dan zee zijn ogen van wie met mij drinkt.
Jij hebt blijkbaar geen bezwaar tegen beelden die ieder kan dromen?
Wie wijs is dompelt zich onder in oudste vormen.
Tot zijn verwondering was hij steeds verder verzeild geraakt in door vrijwel iedereen vergeten gebieden van bespiegeling die hem deden vermoeden dat zelfs de nieuwste fysica slechts begrijpelijk was in het licht van een prehistorische cadans.
Wat bindt je nog aan de dans van de wind het vuur en de aarde?
Vier lenige kleinzoons beklimmen mijn oersterke moeder.
Waarmee voed je de ziel van die honderden letters per etmaal?
Noem mij één ding dat van wondere macht is verstoken.
Noem dan de felste vlam die jouw binnenst gemoed blijft ontstellen.
Mij boezemt welving van lieven ontroeringen in.
Fnuikt jou niet het gebod om je blik van wat zwelt af te wenden?
Mijn gulzigheid ontneemt niet maar heeft lief.
Ben je nu nog niet klaar met je uitlegging van de klassieken?
Niets drijft mij grondiger dan dat jij verslindt.
Nadat hij het boek had gesloten met het leeslint bij een cruciale passage die hij over tien jaar niet meer als zodanig zou herkennen vroeg hij zich af of de boeken die hij nog van plan was te lezen afbreuk zouden doen aan wat hij een leven lang al had verslonden.
Voortschrijdend inzicht
Op een dag moest ik verschijnen
Zo zichtbaar werd ik uitgelicht
Ik kneep mijn ogen dicht en
kon mezelf onaf niet zien of zijn
De wereld was vol dingen
bussen, metro’s vol met reizigers
die op de voorgrond wilden dringen
en ik, ik aarzelde daar, achter in de rij
in mijn gedichten te verdwijnen
of de onrust in dit onvolgroeide lijf
omarmen – er wel of niet te zijn
Dat was de dag waarop ik dacht
je mag er elke dag opnieuw geboren
rennen springen samen durven zijn
over
schrijf mij over zwarte gaten licht
waarin de hele bliksemse bende opgaat
of schrijf mij over die ene geliefde
die maar niet over gaat
over dat bankje aan zee
met uitzicht op iets van eeuwigheid
misschien dat het niets betekent
anders dan die onbereikte plaats
een hoek omgaan en zwijgen
en dat de vloed gaat liggen
na verloop van tijd
derde spinsel
soms hebben we een filosoof nodig voor onze woorden en dingen
soms een psychiater om te weten dat we menselijk zijn, een kosmoloog
die ons opgeilt met zijn verstrekkende kennis, te wijd
om na te vertellen, een priester die seks tussen God en materie
stelt waardoor we ons kunnen vermeerderen, soms een moeder
of vader voor duiding van een wereld van taxonomie
maar als ik op het mosveld sta
in de ommuurde tuin met in elkaar gekrulde varens
op een vroege maartse dag dan heb ik zoveel nodig
dat ik te pletter wordt gedrukt door de neergestorte hemel
De jaren
Namen hun tijd, we staan
als duintoppen
overeind, we raken
begroeid
losgewoeld
weggewaaid
ik kan het soms niet aanzien en niet ophouden
ernaar te kijken, jouw ogen zijn de meest
vertrouwde waarin ik ooit verdronk, zo on-
waarschijnlijk dat wij elkaar ontmoetten
ik heb de neiging te verdwalen, jij het talent
plaats en tijd te bepalen, we drinken de nacht
onder de tafel, de nacht gaat aan ons kapot, de
nacht mag als ze zacht is wel bij ons logeren, jij
en ik, we staan als duintoppen overeind, jouw ogen
zijn de meest vertrouwde, als ik terwijl de wereld
instort de nacht was zou ik het wel weten, tussen
de lakens met ons, we raken begroeid en verweerd
ik geloof niet dat iemand ons nog aan het schrikken
krijgt, mijn lief rechtop, mijn mooiste fuck you all, je
borst is zacht en sterk tegelijk, we raken want zo
gaat dat losgewoeld, ik heb maar één hart en ik heb
het nodig en blijft waar het zit, maar als je wilt is het
is het ook helemaal voor jou, waarom uiteindelijk zo’n
heel pompmachien als niet om te delen, om weg te geven
we verwaaien, we duren precies zolang we duren, mijn
mooie meisje van zand, mijn prachtig wegwaaiende, zo’n
mazzel dat wij elkaar ooit ontmoetten, vergroeiden, nu
we verstuiven, zo opgelucht dat ik je nooit
helemaal ken.
De slaapstad
Het was er en kon ook weer weg zijn,
de rust en kalmte die jou ogenschijnlijk
eigen waren en de leegheid van binnen
alsof je niet wist wie je ooit was geweest,
kinderen die je geen vader meer noemden
omdat je en vreemde was geworden, een
vreemde voor jezelf en voor anderen, de man
die op je vader leek en hem toch niet was
die je op de bank zittend aankeek alsof hij
alleen zichzelf was wat ook zo was, en ook
het landschap werd droger, ruwer, het loste op
in de nacht als je alleen nog verre lichten zag
van een slaapstad die de slaap niet vatten kon,
en jij die zelf ook tolde van vermoeidheid, met
de kapotte wens dagenlang afwezig te zijn,
een stel laarzen dat niemand had gemist.
Poet Portrait Series 2010-2013
Ellen Deckwitz
Hanneke van Eijken
Piet Gerbrandy
Erik Jan Harmens
Pim te Bokkel
Sasja Janssen
Chretien Breukers
Lieke Marsman
ACG Vianen
Daan Doesborgh
Gijs ter Haar
Johanna Geels
Victor Schiferli
Menno Wigman
Alexis de Roode
Delphine Lecompte
Daniel Dee
Lucas Hirsch
Pom Wolff